Wat ging er mis?

Eén groot feest

Eens in de vier jaar kunnen we ons verheugen op veertien dagen topsport. De Olympische Spelen brengt met afstand de mooiste wedstrijden die er zijn en elke vier jaar worden ze ook weer vakkundig verpest door onze commentatoren ter plaatse. Waar haal je ze toch vandaan en waar worden ze in hemelsnaam zo verschrikkelijk negatief geboetseerd. Zo wordt je volgens mij niet geboren en er zijn vast wel hele leuke jeugdfoto’s te vinden, misschien zelfs wel van Bert Maaldering, hoewel ze die geloof ik deze keer hebben thuis gelaten. Je kunt het ook overdrijven. De BBC liet een spetterend interview zien met Elisabeth Armitstead die net 2e was geworden achter Marianne Vos. Eén groot feest tussen sporter en reporter en er was geen spoortje van argwaan.

Argwaan is het woord wat ik zocht als ik kijk naar de vreselijke interviews tussen onze helden en de prutsers van de TV, waarbij de sporter op zijn hoede op de volgende opdoffer staat te wachten. Zo’n verslaggever begint heel soms nog best goed hoor, maar hij kan zich zelden beheersen en zal en moet de boel verpesten en het interview besluiten met zo’n zeikvraag. “Wat ging er mis” is er zo één en “daar heb je nou 4 jaar voor getraind, wel jammer”. Waarom hebben wij in hemelsnaam geen ex topsporters die begrijpen wat er echt gebeurt en waar zijn de vrouwen trouwens.

Ik zag eens een Franse verslaggeefster, ook nog een hele mooie, tot tranens toe geroerd de winnares van het zilver op een zwemnummer staan te interviewen en daarnaast werd onze bronzen winnares op het zelfde moment gevraagd of ze wel blij kan zijn met brons. Je kan niet elke keer wat door je TV gooien maar het nodigt wel uit. Dex Elmond werd gevraagd of hij nog had overwogen of hij zich zou terugtrekken voor de partij om het brons, echt waar. Gelukkig vroeg Dex of de vraag serieus bedoeld was. Later werd deze laatste stomme vraag niet herhaald in de avond samenvatting. De lafaards.

En maar schreeuwen

Naast de verslaggeving is er nog een nieuwe ergernis bij gekomen, de coaching. Nu ze ook nog een echte eed hebben moeten afleggen is het hek helemaal van de dam. Vreselijke aandachtstrekkers waar, volgens mij, de judoka ’s in ieder geval last van moeten hebben. En maar schreeuwen dat ze dit moeten doen en dat en hier pakken en niet gooien en wegstappen en rollen en vooral veel vast, vast, vast. Ze houden het de hele partij vol tot en met de ipon van de tegenstander. Nou heb ik geen verstand van judo, ook geen verstand, zou mijn vriend Peter zeggen, maar met al dat geschreeuw is het volgens mij onmogelijk om in je eigen sportflow te komen. Het resultaat van al dat geschreeuw is niet heel groot bij het judo toch, waarom proberen ze het dan niet een keertje zonder, wie weet. Ik neem toch aan dat ze van te voren ook al de tegenstander hebben geanalyseerd. Stel je eens voor dat je bijvoorbeeld bij Epke Zonderland gaat staan schreeuwen, “draaien Epke, en nu pakken, en zwaai, en pak en zwaai en vlieg en pak”, wedden dat ie op zijn bek valt. Anky van Grunsven met Salinero, “OK Anky, je kan het, en loop en stop en loop en hoog links voor en loop”, wordt vermoeiend hè. Soms moet je het als coach aan de sporter over laten hè Gerard, want voor je het weet zit je in een verkeerde baan.